Ik hield van de scherpe buskruitlucht,
vermengd met zilt, de onbenoembare
akkoorden van schreeuwende mannen,
het campagnedek onder mijn voeten.

Een reis bestond uit zoeken, wachten
en uitrusten tussen de zeeslagen. Nu
duurt het uitrusten te lang. Ik schrik
van een duif op mijn kop die niks weet
van echte kanonnen en onbevreesd
kijkt naar dat dooie ding bij mijn voeten.

En dan, wat zou ik moeten beschieten?
De witte schuitjes die dobberen op een
korte golfslag, bestuurd door vadsige
mannen met een pet zonder rang?
De bankjesbejaarden zien het aan.

Alles op een loze sokkel wordt dood.